vrijdag 20 juli 2012

Protest


Afgelopen maandag heb ik de hele avond zitten zappen zonder iets te zien dat de moeite waard was om langer dan vijf minuten te kijken. “Er zit een knop op je tv”, is nu het cliché waarmee ik om de oren geslagen ga worden, maar ik heb vaak een al dan niet interessant praatprogramma op staan omdat het zorgt voor gezellig gekeuvel op de achtergrond. Per definitie géén commerciële zender want anders word ik om de vijf minuten gek gegild door een hysterische Hadewych Minis (Hè? Wat? Ja, zo heet het arme wicht) die haar stem hoereert voor de tenenkrommende reclames van het Kruidvat.

Naast af en toe zappen benut ik mijn tijd nuttig; haren wassen, een boek lezen, nagels vijlen en poes Polleke vijfendertig keer naar buiten en weer naar binnen laten. Dat is het nadeel van een kat, ze heeft geen weersomstandighedeninstinct  en telkens als ze klaagt naar buiten te willen –en ik getergd de deur weer open- is ze verbaasd dat het regent en wil vervolgens binnen twee minuten weer naar binnen.

Daar hebben wij mensen geen last van. Wij wéten dat het regent als je naar buiten gaat. Zomer of winter, herfst of lente. In het voorjaar bezweren we elkaar dat een slecht begin van de lente tot een hete zomer zal leiden. Koude winters beloven een mooi voorjaar en een mooi voorjaar betekent koele zomernachten maar wel een schitterende nazomer. En het is ook zo. Alleen niet in Nederland. Daarvoor zullen we op z’n minst een kilometer of duizend moeten rijden of vliegen.

De gemiddelde Nederlander wil graag op vakantie naar een tropisch oord maar zou er niet willen wonen, “want”, zo zegt men “ik zou de seizoenen gaan missen, want altijd hetzelfde weer gaat ook vervelen”. Een dilemma dat we nu allemaal hebben, want ons keurig aangeharkte land kunnen we helaas niet overkappen en de seizoenen zijn inmiddels niet meer uit elkaar te houden. Want zomer of herfst, het waait en regent.

Wat nu? Laten we dit zomaar over ons kant gaan? Nee, toch? Dus hebben initiatiefnemers van het Actiecomité Stop het Slechte Weer (ASSW) voor aanstaande zaterdag een protestmars georganiseerd tegen slecht weer. Ze eisen betere weersomstandigheden. Heel even verbaasde ik me over de arrogantie van onze Amsterdamse medelanders omdat ze tegen de weergoden durven te demonstreren en daarmee misschien wel de goden verzoeken, maar later dacht ik, “waarom ook niet?”

Genoeg is genoeg! Wij hebben ook recht op zon. In dat godvergeten Afrika klagen ze almaar over droogte maar wij zouden ook wel eens een paar maanden een verzengende hitte willen voelen. Dat de herfst, winter en lente teleurstellend waren, daar kunnen we nog wel mee leven, maar een verregende zomer? Moeten we dat ook nog slikken? 
Nee, want we slikken al zoveel! Zoals de maagzuuropwekkende zelfverrijking in het bedrijfsleven, de (lange termijn) bonussen die deze goedzakken terugbrengen van vele miljoenen naar enkele miljoenen. Onze politieke leiders die ongeacht welke belofte telkens daadkrachtloos een rubberen ruggengraat tonen als er compromissen gesloten moeten worden. Het onderwijs dat wél daadkrachtig naar de kloten is geholpen. Ouderen die niet alleen door de media opzij worden gezet als hersenloos afval maar zo ook worden behandeld in onze zorgcentra. De teloorgang van een sociale samenleving door de komst van social media. De infantiele drang van reclamemakers om voor alles Amerikaanse termen te gebruiken. En, misschien een nóg grotere ergernis dan de na 23:00 uur schermvullende, glibberende snollen van SBS6; de stem van Hadewych Minis.

Dus ga ik zaterdag demonstreren in de protestmars tegen slecht weer.
Maar alleen als het droog is.

© Debby van den Bergh juli 2012

maandag 18 juni 2012

Zoet Gent


De stad lag er haast verlegen bij, alsof ze zich schaamde voor haar ontluikende schoonheid, als een schuchter meisje van dertien. Maar of ze bewust haar best deed om haar vormen te verbergen of dat ze werkelijk de uitstervende eigenschap bezit om totaal onwetend te zijn van haar sluimerende zinnelijkheid, werd mij niet duidelijk.
De eerste dag betrad ik haar ronde kasseien haast voorzichtig, angstig haar te doen schrikken of pijn te doen. Steels beroerde ik haar eeuwenoude muren in de hoop daarmee een blik te kunnen vangen van een voorbije glorieuze tijd.
            De zon was onze beste kameraad die dagen. Warm gouden stralen vergezelden ons op onze argeloze wandelingetjes door deze stad, die eigenlijk diep in haar hart zo graag op haar zusje Brugge zou willen lijken. Ze verraste ons door ons de gerestaureerde ruïne van een majestueus  kasteel te tonen dat –geheel onverwacht, of toch eigenlijk niet-  in het hart van haar zijn lag. Ze ontroerde ons met haar smalle oude straatjes, scheefhangende deuren en verrotte kozijnen, maar met lichtgele bloemen in blauwgeverfde potten aan de afbrokkelende muren. Het was het spel van verleiden en verleid worden. De stad liet ons kennismaken met haar eigenzinnige bewoners en wij…wij laafden ons aan de warmte van de zon, van de mensen, de hopachtige smaak van het vele donkerbruine bier, de gemoedelijke vriendelijkheid die de Belgen zo eigen is, de rust in onze harten, de stilte in ons hoofd en de liefde waarvan we zeker waren dat we die zouden bedrijven.
            Ze liet het toe dat wij haar ademden. Dat we onze handen kietelend door haar stromende aderen lieten glijden en het water als spiegel gebruikten om onze stralende, verliefd glanzende ogen in te kunnen zien. Misschien was ze trots, als ze aan de vooravond de dag kuste en haar straten en stegen, haar terrassen en rivieren liet onderdompelen in lichtgrijze schemer en haar vormen sensueel liet benadrukken door straatlantaarns.
Het was alsof ze zich tegoed deed aan onze lichte verbazing, wanneer we op een van haar bruggen stonden om haar adembenemende schoonheid te aanschouwen alsof ze een schilderij van Rembrandt was. Ze koesterde ons. Wij koesterden elkaar.
Alsof ze de muziek in cafés liet temperen als wij langs liepen om ons niet te storen bij de zoetgevooisde woorden die we elkaar schonken. Opengebroken straten werden gesloten opdat wij niet zouden struikelen als we onbedacht onze voeten neerzetten terwijl we alleen oog hadden voor elkaars monden, waar we kussen uit dronken. Ze wakkerde ons verlangen om te verlangen aan, ze spreidde zich zodat wij ons konden wentelen in haar zachte vlezige lichaam. Haar brede armen, bebouwd met pittoreske huisjes, vouwde ze om ons heen als een moeder haar armen om een kind. Voorzichtig blies ze lauwwarme wind langs onze verhitte hoofden zodat we afkoelden en ons intiem gefluister verloren ging.
Maar in de diepte van de zwarte nacht was ze stil. Ze zweeg. Ze liet alleen hier en daar een klein spoortje geluid door, maar alleen om ons te doen geloven dat we niet alleen waren. Om ons er van te door doordringen dat we haar duisternis mochten gebruiken om in een eindeloze emotie tot één te worden, maar dat we de dag erna onze vibrerende extase moesten delen met haar. Ze zou ons toestaan om onder te gaan, ons onder te dompelen in een opvlammende passie zoals enkel twee zielen dat kunnen, zoals alleen wij dat kunnen, maar dat we een eenheid vormden met haar. Dat haar nachtelijke aanwezigheid voldoende was om onze bezwete lichamen tot slaap te manen. Met haar zwijgen zei ze ons dat we haar niet zouden mogen verlaten eer we haar iets terug hadden gegeven voor alles dat ze ons had geschonken. Dat deden we; we deelden onze liefde met haar.

  
  

vrijdag 1 juni 2012

Column over van alles en niks


Wat ik doe als ik een column wil schrijven is vooral veel lezen. Er is in het nieuws altijd wel iets te vinden dat me triggert. Iets waarover ik mij verbaas, erger of waar ik om moet lachen en er vervolgens op een absurdistische manier mee aan de haal ga.
Maar het is me dit keer niet gelukt om mijn verbazing, ontsteltenis of ergernis om te zetten in een sappige cynische mening.
Het was eerder moedeloosheid die me overviel. Waar zou ik me nog druk over maken? En daarbij, wie interesseert zich überhaupt voor mijn venijnige blik op de wereld en wie hoop ik daarmee te kunnen beïnvloeden? U ziet, het leven van een columnist gaat niet over rozen.
Robert M. gaat in beroep tegen zijn vonnis. Het Kunduz akkoord wordt omarmd omdat we
allemaal dachten dat als het huidige kabinet zou aanblijven, er nog meer verkloot zou worden, maar dit akkoord gaat in de portemonnee net zoveel pijn doen.
Er worden dagelijks mannen opgepakt voor het maken van, of hebben van, kinderporno, al dan niet van hun eigen kinderen, Robert M.’s vonnis ten spijt. De goedhartige Antilliaan Ramsis Kwidama duikt in de Nieuwe Maas, verdrinkt omdat hij een jongen wil redden van de verdrinkingsdood en de ouders van het kind, gered door een voorbijvarende schipper, vinden het niet de moeite waard om de nabestaanden te bedanken voor zijn heldhaftige daad.
Vrouwen die geen eigen leven hebben kunnen massaal oranje, korte, geile jurkjes aanschaffen  om tijdens het aankomend EK nog een beetje aandacht van hun vent te krijgen. Een columnist zoals ik, kan er (met een grijns op de smoel, dat dan weer wel) donder op zeggen dat ze met voorgaande zin weer wordt uitgemaakt voor gefrustreerde feministische mannenhaatster. De werkeloosheid stijgt genadeloos. Komende zomer wordt het vast kloteweer. Duizenden kinderen worden dagelijks verkracht door wellustige mannen die hét niet kunnen op iemand van hun eigen leeftijd. Ondanks de drugspas is in Maastricht de drugsoverlast erger dan ooit. De piepjonge baby die Robert M, misbruikte, fotografeerde en filmde krijgt een flesje warme melk van zijn mentaal ingestorte moeder. In Nederland regent het terwijl het in Curaçao constant 29 graden is. DWDD gaat met zomerreces en het enige wat televisiekijkend Nederland nog heeft, is Zomergasten. Wij denken na over onze vakantiebestemming en ondertussen boeken hordes mannen een reisje naar Thailand, een wonderschoon land met beschikbare kindertjes. Er worden weer nota’s opgesteld waarin vette kerstbonussen voor directeuren worden aangekondigd. We worden gebeld door marketeers van Unicef voor een bijdrage, terwijl de directeur in 2011 een jaarsalaris kreeg van 501.469,65 euro.
En net als ik, bent u verbaasd, geërgerd, verontwaardigd of lachen we om deze dingen omdat we lamgeslagen zijn. Weerloos omdat we denken weerloos te zijn. We ondergaan.
Maar morgen schijnt de zon, en volgens mij worden we Europees Kampioen.

vrijdag 25 mei 2012

De teloorgang van Robben


Die arme Arjen Robben. Eens de held van ons nationaal voetbal en nu de risee van Europa. Zoals het spreekwoord al luidt: “Het kan verkeren”.
Maar hoe kan het zo verkeren?
Je bent een vriendelijke man die een aardig balletje kan trappen. Je begint bij Groningen en schopt vakkundig je carrière via PSV tot internationaal niveau.
Vervolgens verhuis je van de ene club naar andere, en groei je uit tot een held. Een voetvalheld. In mijn niet al te beste voetbalgeheugen werd Arjen Robben er tijdens het EK in 2004 tot Neerlands stomme verbazing (en uiteindelijke uitzinnige woede) uit het veld gehaald, waarna we de wedstrijd verloren. Dat was geen slimme zet van Dick Advocaat want ons elftal kan niet zonder Robben.
Ook Bayern München kan niet zonder Robben (even voor de dames, daar speelt de beste man momenteel voor een jaarsalaris waar 167 (!) Nederlandse gezinnen prima van zouden kunnen leven). In zijn tijd bij Bayern is onze Robben zelfs in 2010 uitgeroepen tot Duitse voetballer van het jaar. Wat mij verbaasd is dat de Nederlandse voetbalfan, die normaal gesproken alleen al bij het horen van het Duitse volklied bloeddoorlopen ogen krijgt, hartkloppingen, spasmen alsook moordneigingen, net zo hard meejuichen als Robben en Bayern winnen. Want nu mag het wel, want onze Robben speelt mee.
Het blijft een apart volk, die  mannen.

Ik heb de wedstrijd tussen Chelsea en Bayern niet gezien maar het nieuws kwam me snel ter oren; Robben had een penalty gemist. Vol ongeloof viel ik naast mijn stoel. Mijn kin zakte op mijn borst en mijn kaak  is na tien minuten in een krampstand blijven steken. Ik ben in mijn hele leven nog niet zo verbaasd geweest. Robben miste een (beslissende, ook dat nog) penalty! Hoe is het in Godsnaam mogelijk? Wij Nederlanders, wij voetballend oervolk, hebben onder ons een verrader, dat kan niet anders. De kans dat een voetballer, die ook onderdeel is van ons nationaal team, een penalty mist, is volgens de statistieken 1 op de 1.239.654.390, wat eigenlijk wil zeggen: onmogelijk.
Een Hollander die een penalty mist, het mot niet gekker worden. Zo zout hebben we het nog niet gevreten. Sinds het ontstaan van het voetbal heeft nog nooit een voetballer met Oranje bloed in zijn aderen een penalty gemist. En dan overkomt het Robben! Neerlands Hoop in bange dagen!

Op tv kwam een sportpsycholoog aan het woord die zei dat Robben deze intens verdrietige ervaring moet zien te overwinnen en gewoon moet dóór gaan. Dat vind ik wat kort door de bocht. Hoe verwerk je een dergelijk menselijk drama? Robben zal professionele hulp moeten krijgen om deze zwarte periode te evalueren, onderkennen en vervolgens te kunnen accepteren. Dat wordt een hell of a job, dat kan ik je nu al vertellen. Want het is ook niet niks. Dan denk ik bij mezelf, die Robert M. heeft ellende verzaakt, maar dit, DIT, is ook een tragiek die zijn weerga niet kent. Robben moet dit verdriet, deze teloorgang, deze nederlaag zien te verwerken en mét hem honderdduizenden voetballiefhebbers.
Hopelijk op tijd voor het EK. Want als het dan op penalty’s aan mocht komen zal ons elftal, met Arjen Robben, alle ballen er netjes inpegelen. Precies zoals het onze voetbaltraditie betaamt.

vrijdag 11 mei 2012

Kruipend sperma


Er werd altijd gedacht dat een spermacel naar een eicel toe zwemt in het vrouwelijk voortplantingsstelsel. Dat lijkt niet het geval: gezonde zaadcellen botsen en kruipen, zo lees ik op de nieuwssite.

Dat moet een ontgoocheling zijn voor mannen. Had je het idee dat jouw zaadcellen als een raket de baarmoeder worden ingeschoten waarna ze zich in als ware het in een triatlon overgaan tot een zwemprestatie a la Hoogenband, onderling vechten als een ware Mike Tyson om als eerste de begeerde eicel te bereiken waarna een hoogstandje wordt bereikt in het doordringen in de weerbarstige kern waar fantasieën van Arnold Schwarzenegger gelijkwaardig aan zijn, blijkt het niet waar te zijn.
Die begeerlijke spermacellen zwemmen niet, die kruipen.

De grootste trots van een man, zijn vermogen leven voort te brengen is geen Olympische Gouden medaille zwemmer maar een blind, onhandig slijkspringertje. Miljoenen blinde onhandige slijkspringertjes, dat dan weer wel.
De man, die het vrouwelijk geslacht in alle sportieve opzichten overtreft, laat het in de baarmoeder op een essentieel punt eigenlijk een beetje afweten. Zijn mannen overtreffend in alle sporten, ze lopen harder, springen verderen hoger, maar bij de voortplanting modderen ze een beetje aan.
Ik zie het voor me, spermacellen die zich traag voort kruipend bewegen en daarbij ook nog tegen elkaar opbotsen in die donkere warme omgeving, zonder te weten waar ze heen moeten. Op de tast op zoek naar de hoofdprijs.

Ik geef het je te doen. En dan ook nog kruipend.
En dan gaat het ook nog over gezonde spermacellen, ik vraag me af wat de ongezonde zaadcellen doen. Draaien ze doelloos rondjes? Liggen ze voor apegapen of keren ze om en proberen ze kruipend terug te keren naar de bron? Het is toch wat in die baarmoeder. Geen ultieme zwemwedstrijd maar een horde doelloos dobberend zaad dat zich amper weet voort te bewegen in de ultieme oeromgeving. Het lijkt de realiteit wel.
Waar mannen onzeker over zijn, is de vrouw. Mannen begrijpen vrouwen niet, en dat terwijl we zo doorzichtig zijn als een negligé. Mannen raken al snel de weg kwijt in de ondoordringbare gedachtegang van een vrouw en als gevolg daarvan gaan ze minder hard lopen en zich trager bewegen. Uiteindelijk bereiken ze kruipend hun doel wel, maar het pad gaat niet over rozen. 
Het is eigenlijk allemaal zo logisch. 

vrijdag 4 mei 2012

Juwelierkiller



 ‘De juwelierkiller is gepakt’, kopt de nieuwssite. Voor mij een nieuwe term, juwelierkiller. Waarschijnlijk komt het jammerlijk genoeg zo vaak voor dat er een nieuwe term bedacht is voor dit soort misdadigers. De Haagse Ruud Strattmann, die vorige week genadeloos werd doodgeschoten voor een handvol goud, is vermoord door een juwelierkiller. Het nieuws greep me aan. Dat gebeurt wel vaker als iets akeligs zich afspeelt in een buurt waar je regelmatig verkeert. Ik voel me veilig in Den Haag. Ik ben niet bang aangelegd en heb geen problemen met groepen van welke afkomst dan ook, en wandel zelfs na een ruzie met vriendlief ’s nachts doodgemoedereerd over de Vaillantlaan en door Schilderswijk. Want ik vrees niet.

Dat deed Ruud Strattmann wel, maar hij had dan ook een juwelierszaak. Strattmann liet na eerdere overvallen zijn winkel beveiligen als een fort. Maar ja, een winkelier wil wel graag klanten en liet op die fatale dag twee ogenschijnlijk onschuldige klanten binnen. Het liep helaas slecht af. In het filmpje dat op nieuwsmedia circuleert zien we twee opgefokte mannen die met pistolen zwaaien en uit piëteit voor de nabestaande zien we niet het fatale schot. Schoten, want Sandro Grigolia schoot twee keer, naar blijkt omdat Strattmann zich niet gewonnen wilde geven. Zijn kompaan Ziya Borukcu stond erbij en keek ernaar.

‘De juwelierkiller is gepakt’ en tot mijn stomme verbazing kijk ik recht in de ogen van een onvolwassen knul waar puberpuisten zich op het voorhoofd aftekenen. Ik schrik ervan. Borukcu heeft hetzelfde gezicht als zoveel van die knulletjes die bij mijn dochter op de middelbare school rondlopen. Een onvolwassen haantje met kortgeknipt stekeltjeshaar met gel of wat voor rotzooi dan ook, want dat is momenteel hip (sorry; cool). Zo’n knul met een onschuldig gezicht die op de markt mijn fruit in een tasje doet. De kop van een gozertje die op straat met zijn vriendjes stoer staat te doen maar als ik ze een venijnige blik toewerp gedwee voor me aan de kant gaan. Ik ben geschokt door zijn onschuldige blik. Het gezicht van een onwillige puber (dat is een tautologie; onwillige puber) die zijn school nog moet afronden en daarna misschien een vervolgstudie gaat doen. Zo’n allochtoonse knar die ik dagelijks in veelvoud zie, en die me vriendelijk toelachen omdat ik hun ook vriendelijk toelach.

Maar deze vriendelijke puberkop is een juwelierkiller of op zijn minst medeplichtig aan moord. Waar is het misgegaan met deze amper negentienjarige jongen? Wie gaan we aanwijzen als schuldige? Zijn ouders, die wellicht amper Nederlands spreken? De overheid, die integratie cursussen verplicht stelt waar zijn ouders allang niet meer voor in aanmerking komen? Jeugdzorg? De politiek, die de samenleving dusdanig heeft verkloot dat jongens zoals hij maar een juwelier overvallen om aan geld te komen? Degene die hem van een wapen heeft voorzien? Of God, die hem met gewetenloosheid heeft opgezadeld?

Laatst zei een deskundige op tv dat soortgelijke overvallen een groot probleem voor de samenleving vormt door de ondeskundigheid waarmee dit soort knullen te werk gaan. Onprofessioneel en daardoor gespannen tot op het bot. In de hektiek en spanning die ze zelf veroorzaken kan het snel mis gaan. Een trekker is zo overgehaald. Als schrale troost zijn er de beelden van de overval omdat Stattmann voorbereid was op overvallers. Hij was echter niet voorbereid op wolven in schaapskleren.
Hoe had Strattmann kunnen denken dat twee onschuldig lijkende knapen killers zouden zijn? En zo zijn we weer een illusie armer. Onschuld bestaat niet, want ergens, wisten we maar waar en waarom, wordt de onschuld van kinderen, van pubers, in de kiem gesmoord. Ja, hij is schuldig, maar de samenleving is dat ook. Al was het alleen maar omdat we in de drang naar Engelstalig populisme in een krantenkop een moordende overvaller een juwelierkiller noemen. 

vrijdag 6 april 2012

Robert M.

Het is net als bij het programma “Genante lijven”; je zit kokhalzend te kijken naar een zwerende penis maar je kijkt tóch. Hetzelfde gevoel bekruipt mij bij de rechtszaak van Robert M. Zijn daden zijn intens walgelijk, maar toch volg ik het nieuws rondom deze spraakmakende zaak op de voet. Ik zou mezelf kunnen verontschuldigen door te verklaren dat ik wil weten wáárom hij tot zijn wandaden is gekomen, maar dat is niet waar. Er is in mijn ogen namelijk geen enkele plausibele verklaring voor het verkrachten van kleine kinderen. Want ook al ben je zelf in je jonge jaren slachtoffer geweest van een van de grootste misdaden tegen de mensheid, wij zijn nu eenmaal mensen, en mensen hebben een geweten. Waarom ben ik dan toch zo nieuwsgierig? Is dat de menselijke aard? Zelf word ik ongelooflijk kribbig van automobilisten die langzamer gaan rijden als er een ongeluk is gebeurd, omdat ze in mijn beleving niets liever willen dan bloed zien. Of mensen die horen dat er ergens een brand is en zich naar de plek des onheil spoeden om aldaar te verzuchten hoe vreselijk het is dat de bewoners niet allemaal op tijd hebben kunnen wegkomen. Dus eigenlijk moet ik mezelf de vraag stellen of ik wel beter ben dan anderen. Want ik vergaap me aan het mediacircus rond het grootste misbruik ooit van kinderen in Nederland. Ik kan zijn kop inmiddels bijna uittekenen, zo vaak heb ik hem voorbij zien komen. Lijkt me ook vreselijk voor de ouders overigens, om dag en nacht ongewild geconfronteerd te worden met die kop; de misbruiker van jouw kind.
Maar nieuws is nieuws en Robert M. is nieuws, en ik slorp het op als een spons. Ik las dat zijn jongste slachtoffertje slechts negentien dagen oud was. Amper drie weken. Ongeloof en verbijstering, wat heb ik er aan om dat te weten? De gemiddelde leeftijd van de kindjes die hij heeft misbruikt was 8 maanden. Ongeloof en verbijstering, wat heb ik er aan om dat te weten?
Ik denk terug aan de tijd dat mijn dochters negentien dagen oud waren. Ik wist me amper in een kledingstuk te hijsen vanwege de achtergebleven zwangerschapskilo’s en liep om die reden nog maandenlang in jogging annex zwangerschapsbroeken rond. Ik hoefde nergens naar toe en wilde nergens naar toe want thuis was mijn kind. In veilige handen van mezelf. Zelfs mijn toenmalige man durfde ik nauwelijks alleen te laten met mijn (onze) baby want hij zou wel eens het luiertje niet goed genoeg om kunnen doen. Zelfs oma moest het bij mij –volledig onterecht overigens- ontgelden; ik liet mijn baby pas na 23 dagen tien minuten achter in haar ervaren handen, met een hele lijst aan do’s and dont’s. Dat ik mijn baby alleen liet was omdat het oudejaarsnacht was en ik het zowaar aandurfde om even naar buiten te gaan om het vuurwerk te zien. Overdreven? Ja. Vel ik nu een oordeel over ouders die daar makkelijker in zijn? Nee. Het verdriet en het schuldgevoel van de ouders van misbruikte kinderen is te groot. Daar kan en mag ik geen oordeel over vellen. Ik ben feministe en juich het toe dat vrouwen gaan werken en vooral de mogelijkheid krijgen om te kúnnen werken. Ik ga niet blaffen dat die mannen dan maar thuis moeten blijven (tenzij ze dat zelf graag willen) want een man moet ook de gelegenheid hebben om naast het hebben van kinderen, te werken. Dus wat overblijft, is de zorg voor de kinderen. Hoe verdelen wel dat? Ondanks het feit dat ik zelf nooit gebruik heb gemaakt van een crèche, ben ik blij dat het bestaat. Het stelt vrouwen in staat om zelfstandig te blijven binnen een huwelijk en binnen het moederschap.
Tot zover begrijpen we elkaar. Wat ik echter niet begrijp is dat je de zorg over je zeer kleine kinderen in handen legt van iemand die je niet goed kent. Nou, weet je wat, zelfs niet in handen van iemand die je wél kent, zonder jezelf daarbij enkele kritische vragen te stellen.
Ik weet dat ik nu een hoop mensen genadeloos op de tenen ga trappen, maar ik doe het toch. Vertrouwen is een groot goed en misschien gaan we daar wel te makkelijk mee om. Ok, ik zal een duit in het zakje doen, ik heb in mijn jonge jaren te maken gehad met pogingen tot misbruik, ik heb daar eerder over geschreven, dus daar laat ik bij. Genoeg informatie om mijn wantrouwen te verklaren, hoop ik.
Misschien is dat waar ik naar toe werk in deze column. Niet dat vrouwen thuis moeten zitten met hun kinderen, maar dat we eens wat vaker naar onze intuïtie gaan luisteren. Er is namelijk geen enkele man (of vrouw), buiten hun vader die ik tot op het bot vertrouw, dicht bij mijn kinderen gekomen tot het moment dat ik ze daar toe in staat achtte; en geloof me, dat is een lange periode geweest. Vertrouwen en wantrouwen; het moet hand in hand gaan en een balans vinden. Ik heb ook al eerder geschreven dat ik mijn dochters op zeer jonge leeftijd heb gezegd dat niemand, maar dan ook werkelijk niemand (ook ik niet), het recht had ze aan te raken op een manier die zij niet wilden. De slachtoffers van Robert M. zijn te jong geweest om aan te geven wat ze wel en niet wilden, daarom is het zo godverdomd belangrijk dat ouders naar hun intuïtie luisteren. Dat is géén achterdocht, dat is gezond wantrouwen. Mijn dochters hebben geen psychologische hulp nodig omdat hun moeder beren op de weg zag die er hoogstwaarschijnlijk niet waren. Maar ze zijn ook niet in de handen gevallen van een goedwillende crècheleider, basketballcoach of leraar. Stomweg omdat ik als een kloek mijn nest als een bezetene heb bewaakt. Geloof me, ik oordeel niet over ouders die anders omgaan met hun kinderen. Ik wil alleen zo graag dat ouders niet altijd uitgaan van goede bedoelingen. Misbruik is helaas van alle tijden. Van alle rangen en standen. Van gelovigen en ongelovigen. Maar laten we nadenken, observeren en ons gezond verstand gebruiken. Misschien is dát wat Robert M. heeft aangewakkerd bij mij; hij heeft niet alleen de onschuld weggenomen van die kleine kinderen en hun ouders, broertjes, zusjes, oma’s, opa’s en ga zo maar door, maar ook die van u en mij.
Wij kijken niet meer onbevangen naar mannen die in een crèche werken, zich inzetten als zwemleraar, kampleiders zijn of op een andere manier bezig zijn met kinderen. Robert M. heeft niet alleen het vertrouwen van zijn slachtoffertjes weggenomen maar ook die van ons. Misschien is dat wel zijn grootste misdaad, en misschien is dat wel hetgeen mij het meest intrigeert.



© Debby van den Bergh april 2012 

vrijdag 30 maart 2012

De erfenis van een mondiaal fenomeen

Alles heeft zo zijn voor- en nadelen. Dat geldt in toenemende mate voor dé uitvinding van vorige eeuw, het massamedium internet. Het is net als het krijgen van een kind; als het er eenmaal is,  kun je je leven niet meer voorstellen zonder. Was ik zelf ooit terughoudend met de nieuwigheid die World Wide Web heet; inmiddels verlopen vrijwel al mijn werkzaamheden via computer en internet. In mijn vrije tijd maak ik gebruik van het web om de naam van een acteur (hoe-heet-ie-nou?) op te zoeken,  de route uit te draaien naar de Chinees drie kilometer verderop (o, dáár!), via e-mail mijn vriendschappelijke contacten te onderhouden (Hé moppie, heeft die lul nou nog niet gebeld?) vrienden op Facebook die jarig zijn te feliciteren (vind ik leuk) en te zien wat iedereen zoal heeft gedaan (Net mijn nagels geknipt en mijn anus onthaard: zie foto!),  gaan doen (Straks eten maken en dan lekker op de bank, YAY!), eventueel zouden kunnen gaan doen (Misschien strakkies ff genieten van het zonnetje, maar nu eerst naar de dokter voor een schimmelinfectie) en vooral niét doen (Zo, nu even niks meer, pfffff).
Internet is een onnoemlijk grote encyclopedie van kennis, wetenswaardigheden, nieuws en beeldmateriaal. Droomde ik als kind al van reusachtige watervallen, met één druk op de knop beland ik in een panoramisch landschap dat dusdanig is gefilmd dat ik me waan in het hart van de allermooiste ter wereld: de Iguazu watervallen. Internet is een speeltuin met ongekende mogelijkheden. Toets YouTube in en naast een oneindige keuze uit muziek, zijn er talloze andere filmpjes te zien. Van wereldster Madonna tot de volslagen onbekende Debby van den Bergh. Een speelplaats die voor vrijwel iedereen ter wereld toegankelijk is; de wereld als een grote ballenbak. Internet als informatiebron voor kinderen die een gesprek met ouders overbodig maakt door forums, duizenden boekverslagen, oefenprogramma’s voor elk denkbaar schoolvak en een grote verscheidenheid aan social media. Mijn dochter hield ooit een spreekbeurt  over katten en googlede  ‘poesjes’ en ook seksuele voorlichting was nadien overbodig.
Internet geeft onbekende mensen een gezicht en bekende mensen kunnen er desgewenst anoniem zijn. Internet heeft de wereld een stem gegeven. Iedereen kan zijn mening geven, iedereen kan bloggen, chatten, twitteren, mailen, foto’s en films plaatsen. We zien niet alleen de wereld van beroemde mensen aan ons voorbijtrekken, maar ook die van de buurvrouw die een cake heeft gebakken en een foto daarvan on line plaatst.
Door het internet leven we niet alleen ons eigen leven, maar het leven van iedereen. Collega’s die je op het werk amper gedag zeggen, willen onverwacht Facebookvrienden worden. Als mijn broer met griep op bed ligt, krijg ik die informatie via zijn status (vandaag wakker geworden met koorts). Van verre bekenden word ik dag en nacht op de hoogte gehouden van hun relationele status (Pieter heeft zijn status veranderd in vrijgezel). We vinden leuk of niet leuk wat anderen voortdurend delen en hebben daar een mening over, al dan niet gedeeld door ‘ik vind leuk’ of door grappige, meelevende of andere blijken van aandacht.
Bij menig nieuwsbericht wordt om onze mening gevraagd, wat resulteert in de mening van mensen die onder de naam ‘Gekke Henkie uit Utopia’ al hun opgekropte woede uitkotsen over elk denkbaar onderwerp. En dat is het bijzondere aan internet. Je kunt jezelf zijn, maar ook iemand anders. Je kunt als jezelf of anoniem mensen beschimpen, uitlachen, belachelijk maken, beledigen, uitschelden en bedreigen. Je kunt recepten opzoeken om pasta pesto te maken, maar er zijn ook mogelijkheden om een recept  te krijgen waarmee je bommen kunt maken. Internet is het beloofde land. The sky is the limit.  Zoek en gij zult vinden. Maar we hoeven niet meer te zoeken. De wereld is binnen handbereik. In enkele seconden is hetgeen voorhanden waar je vroeger voor op pad moest, waar je tijd en moeite in moest steken. Die tijd is voorbij. Ongeduldig als we zijn krijgen we op een presenteerblaadje ons verlangen aangereikt. Goedkope reisjes naar Parijs of Praag. Een eettafel voor tien euro op Marktplaats, schaamlipcorrecties aangeboden door Groupon (80% korting),  gratis op te halen grindtegels in Veendam, relaties op Lexa (succes verzekerd) en een baarmoeder van een draagmoeder die wel wil baren maar geen moeder wil zijn. Maar internet biedt daarnaast ook seks. Of beter geschreven Sex. Veel sex. Internet is één grote orgie. Geen duistere achterafkamertjes in een louche boekhandel waar pornografische boekjes worden verkocht, maar zoveel seks als je maar wilt. In alle maten (van zeer groot tot zeer klein), soorten (paarden, ezels, slangen (!), honden) en leeftijden (van zeer jong tot zeer rijp).
Internet is het land van de onbegrensde mogelijkheden geworden. Veel mannen brengen meer tijd door achter de pc dan in bed bij hun echtgenote.  Internet als substituut voor een intieme relatie. Maar internet biedt meer; zoveel meer. Vage grenzen vervagen digitaal eenvoudiger dan in het werkelijke leven. We zoeken sensatie, bevrediging en we zoeken lust. Internet vervaagt de realiteit tot fantasie, want we zijn anoniem. We kunnen grenzen passeren die op een breuklijn liggen. Verlangen kan verlangen oproepen. We willen morgen altijd meer dan we vandaag hadden. Grenzen vervagen sneller als het verbodene zich aanbiedt. Maar waar ligt de grens van het bereiken van mogelijkheden? Als één man (Robert M.)  tienduizenden afbeeldingen en films van kinderporno op zijn pc had opgeslagen, hoeveel is er dan eigenlijk in omloop?  Hoeveel moeite moet je doen om kinderporno te benaderen op internet? Ik vermoed vrij eenvoudig, gezien het aantal mannen dat is opgepakt voor het bezit ervan. Als het mogelijk is dat je met behulp van cryptische wachtwoorden dergelijk verwerpelijk materiaal de wereld rondstuurt, hoe moeilijk kan het dan zijn om met dezelfde ingenieuze kracht diezelfde verwerpelijkheid te vernietigen? Het schijnt niet te kunnen, aldus deskundigen. Internet kun je volplempen met materiaal, maar je kunt het er niet aan ontnemen.  Wat ooit bedoeld was om mondiaal informatie uit te wisselen, blijkt een trog vol smerigheid te zijn. Wij blijken in staat te zijn om niet alleen onze leefomgeving vakkundig om zeep te helpen, maar zelfs digitaal het goede om te zetten in het kwade. Internet is besmet gebied geworden. Geïnfecteerd door een kwaadaardig virus dat de mens heet.
En nu maar wachten op het tegengif.